European Junglefowl Focus Group - EJFGGenus Gallus
DE | EN | ES | FR | NL | PT
 
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
 
Home > EJFG > Publicaties EJFG > Samenvatting  

Aviornis International

WPA-Benelux

Secretariaat:
Brusselse Steenweg 8
1850 Grimbergen
België

Tel.:
+32 476 856515

E-mail:
ejfg@wpa-benelux.info

Website:
www.aviornis.nl/ejfg
www.wpa-benelux.info/ejfg

Meer informatie:
Veelgestelde vragen
Sitemap

 

On Temminck's tailless Ceylon Junglefowl, and how Darwin denied their existence

 

Auteurs: Hein van Grouw, Wim Dekkers & Kees Rookmaaker

Sleutelwoorden: Coenraad Jacob Temminck, Paul Pierre Broca, staartloze Lafayettehoen, bolstaart, Charles Darwin.

Nederlandstalige samenvatting

Het Lafayettehoen is beschreven in 1807 door de Nederlandse ornitholoog Coenraad Jacob Temminck. De exemplaren die hij heeft onderzocht, waren staartloos (bolstaart) en hij noemde ze daarom Gallus ecaudatus. In 1831 beschreef de Franse natuuronderzoeker René Primevère Lesson een Lafayettehoen met staart als Gallus lafayetii (= lafayettii), klaarblijkelijk niet op de hoogte van het bestaan van Temmincks ecaudatus. Daarop volgend werden ecaudatus en lafayettii als één soort beschouwd met G. stanleyi en G. lineatus als ondergeschikte synoniemen. Echter, Charles Darwin heeft geprobeerd het bestaan van het staartloze Lafayettehoen op Sri-Lanka te weerleggen ten gunste van zijn theorie van het onstaan van de gedomesticeerde hoenders.

Darwins kritiek op Temminck en Broca
Darwin behandelde in zijn boek The Variation of Animals and Plants under Domestication (1868) vier soorten van wilde kamhoenders:

  • rode kamhoen (Gallus gallus);
  • Sonnerathoen (Gallus sonneratii);
  • Lafayettehoen (Gallus lafayetii);
  • groene kamhoen (Gallus varius).

Vervolgens beargumenteerde hij zijn stelling dat de rode kamhoender of het bankivahoen (Darwin gebruikte de oude naam Gallus bankiva) de gemeenschappelijke voorouder is van alle gedomesticeerde kippenrassen.
Daar de rode kamhoender als enige voorouder van de huidige rassen een belangrijk element vormde in Darwins bewijsvoering voor zijn evolutietheorie, reageerde hij fel als die voorouderlijke status ter discussie werd gesteld. Paul Broca, Frans chirurg, fysioloog en antropoloog schreef in 1859 in het Journal de Physiologie dat kippen van staartloze gedomesticeerde pluimveerassen fysiologisch gezien niet de rode kamhoender als voorouder kunnen hebben, maar moeten afstammen van een andere wilde hoendersoort die geen staart heeft. Eerder had Coenraad Jacob Temminck, de oprichter van het Rijksmuseum van Natuurlijke Historie (nu Naturalis Biodiversity Center) in Leiden, beweerd dat de gedomesticeerde hoenders afstamden van zes voorouderlijke soorten waarvan er vijf nog in het wild leefden en één mogelijk was uitgestorven. Eén van die voorouderlijke soorten was het staartloze hoen, aldus Temminck. Staartloze wilde kamhoenders werden nog aangetroffen in Ceylon (Sri Lanka), meende hij. Temminck gaf deze soort de wetenschappelijke naam Gallus ecaudatus (ecaudatus betekent staartloos).

Charles Darwin leverde in zijn boekwerk The Variation scherpe kritiek op Temmincks en Brocas beweringen. Hij schreef dat Broca waarschijnlijk was misleid door Temmincks bewering dat staartloze hoenders nog in het wild voor zouden komen op Ceylon. Maar dit idee, vervolgde hij, werd gelogenstraft door twee kenners, te weten Edgar Leopold Layard, koloniaal ambtenaar en ornitholoog, en de Nederlands-Duitse arts, botanicus en zoöloog Edward Frederik Kelaart, die hem vanuit Ceylon hadden laten weten dat een dergelijke staartloze vorm daar niet voorkwam. De reden voor Darwins kritische reactie was uiteraard dat, indien er op Ceylon een wilde kamhoendersoort zonder staart voorkwam, dit de voorouder zou kunnen zijn van een gedomesticeerd staartloos kippenras. Dit zou dan in tegenspraak zijn met de stelling dat alle gedomesticeerde kippenrassen de rode kamhoender als gemeenschappelijke voorouder hebben.

Waarop baseerde Temminck zich?
De vraag is nu natuurlijk nog wel waar Temminck zich op baseerde toen hij beweerde dat er staartloze hoenders op Ceylon voorkwamen. In de collectie van Naturalis Biodiversity Center in Leiden zijn twee opgezette, staartloze Lafayettehoenders (Gallus lafayettii), beide hanen, aanwezig. Waarschijnlijk zijn deze kippen als spontane mutatie in het wild ontstaan, want zij vertonen geen enkel kenmerk dat erop wijst dat ze nakomelingen zijn van een kruising met gedomesticeerde, staartloze kippen. Deze exemplaren zijn beide afkomstig uit de oorspronkelijke privécollectie van Temminck. Ze werden naar hem gestuurd door een V.O.C.-gouverneur uit Nederlands-Ceylon op het einde van de achttiende eeuw. Temmincks beschrijving van Gallus ecaudatus is gebaseerd op deze dieren. In 1820 werd Temminck de eerste directeur van het Rijksmuseum van Natuurlijke Historie in Leiden. Zijn privécollectie, waarin zich de twee staartloze Lafayettehoenders bevonden, werd samengevoegd met andere collecties. Deze opgezette hanen zijn nog steeds in uitzonderlijk goede staat en bevinden zich thans in de collectietoren (depot) van Naturalis Biodiversity Center te Leiden.

Waarom dacht Darwin dat Temminck ongelijk had?
De variatie 'staartloosheid' ontstaat door het ontbreken van een aantal wervels aan het einde van de wervelkolom. Bij een dier met staart is deze in dit gebied ingeplant. Darwin wist niet, dat staartloosheid een negatieve invloed op de vruchtbaarheid had. Staartveren fungeren als stabilisator bij de paring. Het ontbreken van deze veren heeft tot gevolg dat er meer onvolledige paringen plaats vinden. Door het verliezen van het evenwicht glijdt de haan van de hen af voordat de cloacakus met de overdracht van het sperma heeft plaats gevonden.

De hypothese is, dat door dit nadeel staartloze hoenders in het wild minder nakomelingen krijgen dan normale dieren. Ze sterven op den duur uit. Natuurlijke selectie vindt plaats. Klaarblijkelijk kwam vóór 1820 de variatie staartloosheid bij het Ceylonese kamhoen in het wild voor in Ceylon, daar Temminck twee exemplaren met deze variatie opnam in zijn verzameling. Tussen 1846-1854 waren deze hoenders waarschijnlijk reeds uitgestorven, omdat Layard en Kelaart aan Darwin meedeelden dat zij gedurende deze periode staartloze hoenders niet konden vinden in het wild op Ceylon. Zij concludeerden onterecht dat er nooit staartloze Lafayettehoenders in Ceylon geleefd hadden en dat Temminck ongelijk had.

Gelukkig kunnen we nu eindelijk na 150 jaar Coenraad Jacob Temminck en Paul Pierre Broca een soort wetenschappelijk eerherstel geven. Darwin had onterechte kritiek op hen geuit.

Referentie: Grouw, Hein van, Dekkers, Wim & Rookmaaker, Kees (2017). On Temminck's tailless Ceylon Junglefowl, and how Darwin denied their existence. Bulletin of the British Ornithologists' Club (Londen), 137 (4), 261-271.

Naar het artikel: Grouw, Hein van, Dekkers, Wim & Rookmaaker, Kees (2017). On Temminck's tailless Ceylon Junglefowl, and how Darwin denied their existence. Bulletin of the British Ornithologists' Club (Londen), 137 (4), 261-271. (BioOne)

 

----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
© 2010 European Junglefowl Focus Group - EJFG